Erge bergen 9: Monte Bondone
Klimmen is omhoog fietsen tot je er bent.
De Monte Bondone, die wil ik op, vanochtend. Dat klinkt fermer dan het is. Ik begin eraan en kijk wel hoe het gaat. Dat klinkt al een stuk realistischer.
Mijn ontbijt: twee plakken ontbijtkoek, een banaan en twee glaasjes rode sinaasappelsap. Daar moet ik het op doen.
Het is half acht als ik de nog slapende camping in Monte Terlago verlaat. Het is nog fris en ik heb mijn armstukken aangetrokken. Vanaf 770 meter hoogte daal ik af naar Vezzano (370 m), en rij over een langzaam stijgende weg via Calavino naar Lasino. Even voorbij Lasino sla ik linksaf, de SP85 op. Laten we zeggen dat hier de klim begint.
De Monte Bondone ligt in de zuidelijke Dolomieten, ten zuidwesten van de stad Trento, en kent drie beklimmingen. De kronkelende klim vanuit Trento is de bekendste, die werd al een aantal malen in de Giro d’Italia opgenomen. Meest memorabele overwinning: Charly Gaul in 1956 in de sneeuw, met meer dan acht minuten voorsprong op nummer twee. Meest recente overwinning: Ivan Basso in 2006. Ik negeer de wielerhistorie en beklim de Monte Bondone vanaf de westzijde.
Vanaf Lasino (450 m) is het 24 kilometer tot Vason, dat op de top (1650m) ligt. 1200 hm in 24 kilometer betekent een gemiddelde van 5%. Dat is te doen, zou je zeggen. Maar het gemiddelde stijgingspercentage is een nietszeggende indicator, want van die 24 kilometer gaat het zeker 14 kilometer lang met 7 tot 9% omhoog, met uitschieters naar 13%. Dat is andere koek.
De Monte Bondone slaat in de benen. Na de eerste twee kilometer rustig omhoog gaat het vervolgens zeven kilometer lang met meer dan 7% omhoog. Na een tijdje word ik achterhaald door een Italiaan op een Trek Madone. Hij lijkt als twee druppels water op Michele Bartoli. Ik spreek nauwelijks Italiaans en hij spreekt nauwelijks Engels, dus onze conversatie gaat moeizaam. Waarom rijdt een Italiaan op een Trek?, wil ik weten. Dat vindt hij een mooie fiets, zegt hij. Ja, hèhè, logisch, anders rij je er niet op, maar toch vind ik dat niet kunnen. Een Italiaan hoort op een Italiaanse fiets te rijden, vind ik. Net zoals ik vind dat alle Italianen in Italiaanse auto’s zouden moeten rijden. Ik heb evenwel het fatsoen hem dit niet mee te delen. Ik bespaar hem mijn nietige meningen. Bovendien rij ik met een hoge hartslag en dan is het voeren van een uitgebreid gesprek niet aangenaam. Toch is het prettig om samen naar boven te fietsen. Het dwingt me in elk geval om door te rijden.
Maar de Monte Bondone is ook vriendelijk. Op zo’n 900 meter hoogte ligt Lago di Lagolo en daar kun je anderhalve kilometer lang op adem komen. Even op het vlakke stuk weg een banaantje eten en wat drinken. Vervolgens gaat het weer zeven kilometer lang met minstens 8% omhoog en ben ik op een gegeven moment zelfs gedwongen mijn kleinste versnelling (34×27) aan te spreken. Harder dan 12 km/u ga ik niet. Op het steilste stukje van 13% rijdt Bartoli bij me weg. Ik rij dan inmiddels op 1200 meter hoogte en heb af en toe een geweldig uitzicht op de Brenta, een groep typische Dolomietenpunten van meer dan 3000 meter hoogte.
De laatste zes kilometer van de klim zijn een makkie: 2 tot 4%. Als ik Vason binnenrijd komt Bartoli naar beneden gesjeesd. We groeten. We grijnzen.
Het is tien uur in de ochtend en het is rustig in Vason, een wintersportoord waar in de zomer weinig te beleven valt. Op een verlaten terrasje in de zon geniet ik van een ijskoude cola en een heerlijke bosvruchtenstrudel. Ik voel me uitstekend. Bevredigd, dat is het woord.
Na een half uur rij ik terug in de richting die ik gekomen ben. De kronkelende haarspeldenafdaling naar Trento mijd ik. De klim van zojuist blijkt een geweldige afdaling. Een overzichtelijke weg met maar een paar haarspeldbochten. En met goed asfalt. De afdaling verleent zelfs aan een slechte daler zoals ik enige eigenwaarde. Met vijftig tot vijfenzestig km/u suis ik naar beneden en een klein half uur later rijd ik weer door Lasino.
De 400 steile hoogtemeters van Vezzano naar Monte Terlago leg ik af in een heerlijke, zeldzame roes.
(Een verkorte versie van deze blog verscheen in het tijdschrift Fiets Magazine)