De kunst van het dalen
Een universele levensles
Vijf dagen fietsen in de Zwitserse Alpen drukten me weer genadeloos met de neus op de feiten: ik kan niet dalen. Te angstig, te week, te onhandig. De kunst van het dalen beheers ik niet. Slechts in één afdaling voelde ik mij deze week op mijn gemak: de zuidkant van de Lenzerheidepass, via Brienz. Niet te steil, goed asfalt, geen gevaarlijke onoverzichtelijk bochten, een brede, rustige weg. Daar ging ik hard, heel hard, zonder angst. Het was bovendien lekker weer, ook dat scheelt.
Eén van mijn favoriete wielerboeken is De kunst van het dalen, van journalist Martin Bons. Vorig jaar verschenen. Bons gaat hierin op zoek naar de geheimen van het dalen. Fameuze dalers uit het wielerpeloton passeren de revue: Rini Wagtmans, Frédéric Vichot, Thor Hushovd.
Het is een schitterend boek. Prachtig geschreven, goed geconstrueerd. Een absolute aanrader voor iedere fietser. En je steekt er nog wat van op ook. Al schiet deze angstige daler er weinig mee op. Daarvoor zijn sommige verhalen te gruwelijk (Pedro Horillo) en sommige gewoonweg te fataal (Fabio Casartelli, Wouter Weylandt).
Achter in het boek geeft Bons 25 tips om beter te dalen. Sommige tips zijn zinnig (rem vóór de bocht), sommige raar (monteer de voorrem rechts als je rechtshandig bent), sommige onpraktisch (haal voor de afdaling een doekje met azijn langs je velgen en banden), sommige onmogelijk (begin uitgerust aan de afdaling), sommige overbodig (ga nooit sneller dan je controlepunt, de uiterste snelheid waarop je nog controle hebt).
De belangrijkste tip ontbreekt echter. Die luidt als volgt: kijk naar waar je heen wil, niet naar waar je niet naar toe wil.
Deze tip, nee, dit gebod is niet alleen van levensbelang voor de angstige daler, maar doet tevens dienst als universele levensles.
Probeer maar.