Kermis op de Timmelsjoch
Erge bergen 51: Timmelsjoch / Passo Rombo
Het is maandag 26 juni, de eerste dag van onze week in de Italiaanse Alpen. Het is warm en zonnig en als we de weersvoorspellingen mogen geloven de laatste zonnige dag. De komende dagen is de kans op regen groot. We besluiten daarom gelijk met de op één na grootste uitdaging van de week te beginnen: de beklimming van de Timmelsjoch (Passo Rombo). De Timmelsjoch is met zijn 2509 meter de hoogste grensovergang tussen Italië en Oostenrijk. Vanaf Merano, dat op 280 meter hoogte ligt moet dus over 50 kilometer meer dan 2200 meter worden geklommen. Een fijn vooruitzicht.
De eerste 20 kilometer, tot Sankt Leonhard, stijgt de weg rustig naar 695 meter hoogte. Beetje infietsen. Daarna splitst de weg. Rechts gaat het naar de Passo Giovo, maar wij gaan rechtdoor. Het is heet, ruim boven de 30 graden. Ik zweet nu al als een otter. Er zijn weliswaar bomen en bossen, maar de zon staat dusdanig hoog dat er nergens schaduw is. Bovendien is het druk op de weg, met auto’s en motoren. Irritant druk zelfs.
Politie met sirenes van de andere kant. Motoren. En wielrenners die naar beneden komen stuiven. Wat zullen we nou krijgen? Een wedstrijd? Het blijkt een meerdaagse cyclo te zijn.
De wielrenners blijven maar komen. Eén keer wordt het verkeer zelfs volledig stilgelegd. Maar wij fietsen door, langs de auto’s en motoren die staan te wachten. Geen ritme kwijtraken, geen onnodige achterstand oplopen. Wel besef ik: die auto’s en motoren komen zometeen weer langs met zijn allen, met hun herrie en uitlaatgassen.
De klim is onregelmatig. Enkele kilometers lang gaat het met 8-10% omhoog. Dit is het echte werk en ik moet zoeken naar het juiste verzet en het juiste ritme. Dat valt niet mee. Ik kijk naar beneden, naar mijn nieuwe cassette. Is dat werkelijk een 30? Het voelt als een 28. Heeft mijn racefietsspecialist zich vergist, of zijn mijn benen niet goed genoeg? Kruipend en vechtend rij ik verder omhoog totdat de percentages weer wat aangenamer worden.
Op 1700 meter hoogte stop ik even bij een bar om mijn inmiddels lege bidons met water te vullen. Dan weer verder. Eerst rustig maar dan gaat het opnieuw kilometers lang met 8% of meer omhoog. Ik passeer de boomgrens. Dan volgt een schitterende opeenvolging van haarspeldbochten. Het uitzicht is geweldig, maar ik kijk vooral naar boven, naar wat het eind van de haarspeldenreeks lijkt. Daar gaat de weg linksaf, een lange tunnel in. Ik doe mijn speciaal hiervoor aangeschafte lampjes aan en weet: het leed is geleden. De laatste kilometers gaat het rustig omhoog tot de top. Mijn fietsmaten zijn dan al één voor één naar beneden komen suizen. Die hebben niet langer op me gewacht.
Ik rijd even Oostenrijk in, stop om een paar foto’s te maken en mijn armstukken en windstopper aan te trekken, laat mijn bidons vullen bij de verzorgingspost van de cyclo en zet dan weer koers naar beneden.
De afdaling is eindeloos. Ben ik hier helemaal naar boven gereden? Ontzag voor mezelf.
Als slechte daler zag ik niet echt uit naar de afdalingen van deze week, maar het dalen gaat verrassend goed. Het is een overzichtelijke afdaling en gelukkig is het inmiddels rustig geworden op de weg. Ik daal dusdanig snel – nou ja, voor mijn doen dan – dat ik een bus weet in te halen. Even later rijd ik in het kielzog van een vrachtwagen. Dat is onaangenaam, maar gelukkig stopt die even, zodat ik er langs kan. Zo zoef ik in ruim een half uur naar beneden.
In Sankt Leonhard zitten de anderen op het afgesproken terras in de brandende zon en met een grote grijns stap ik het terras op en bestel een grote koude cola. Die heb ik wel verdiend.
Als er na Merano nog 200 hoogtemeter moet worden geklommen naar onze standplaats Rablà, merk ik hoe leeg mijn benen zijn. En hoe verschrikkelijk mijn voeten in mijn schoenen branden.
De Timmelsjoch is een kreng.
(Meer info over deze klim: CyclingUp)