Psychologie van de lekke band
Ik rij zelden lek. Ik vervang tijdig mijn buitenbanden en weet daarmee een hoop gedoe onderweg te voorkomen.
Maar afgelopen week, toen ik mijn racefiets uit de schuur haalde om mijn ketting schoon te maken, constateerde ik dat mijn achterband plat was. Ik voelde met mijn vinger over mijn buitenband en constateerde niets onregelmatigs. Ik haalde het achterwiel uit mijn fiets en wipte de buitenband van het wiel. Ik voelde aan de binnenkant van de buitenband maar ook daar geen onregelmatigheden of scherpe dingetjes.
Een ouderwetse check dan maar: ik pompte mijn binnenband op en haalde hem door een bak water. Wat bleek: een klein gaatje aan de binnenkant van de band. Ik controleerde mijn velglint. Strak, niks geks aan de hand. Nieuwe binnenband erin, buitenband erom, wiel in fiets, band oppompen, klaar.
Zo’n gaatje gaat in je hoofd zitten. Als een splinter in je vinger. Afgelopen weekend was ik drie dagen met mijn vrienden van de SA/CB aan het fietsen in de Eifel en de Hunsrück, en op vrijdag zat ik toch af en toe aan dat rare gaatje aan de binnenkant van mijn band te denken. En had ik voor de zekerheid mijn buitenbanden moeten vervangen?
Dan zaterdag. Het regent vrijwel heel de dag. Na een kilometer of 90 ploeteren komen we bij een wegopbreking. Althans, er zijn wegwerkzaamheden en mogen er niet door. Maar we moeten er door, want in omrijden hebben we geen zin. We negeren de borden en rijden over de natte modderige weg vol gaten die bovendien bezaaid is met scherpe stenen. Af en toe een stukje onverhard. Als mijn banden het maar houden, spookt er door mijn hoofd. Na twee kilometer rijdt Thijs lek. Klapband. Een binnenband vervangen van een natte, vieze fiets is een tijdrovend geklooi met zwarte handen als resultaat. Dan fietsen we verder. Na nog eens twee kilometer voorzichtig sturen is de ellende voorbij en rijden we weer over gewoon asfalt. Onze fietsen en wijzelf zien er inmiddels uit als varkens.
Twintig kilometer verder rijden we over een fietspad door een bos. Het pad ligt vol met takjes, bladeren, eikels, kastanjes en andere herfstparafernalia. Ooit reed ik op de Cameriglek in vergelijkbare omstandigheden en had ik geen reservebandje bij me. Onwillekeurig denk ik daar even aan terug.
Ho! Lekke band! Thijs weer. We lachen maar echt leuk is het niet. Opnieuw oponthoud in de kou en de nattigheid. Na een kwartier klooien kunnen we weer verder.
Drie kilometer verderop ben ik de pineut. Mijn band loopt heel langzaam leeg, voel ik. We stoppen, we lachen, we balen, want het begint na een lange, natte en koude dag op de fiets al wat te schemeren. Douchen willen we, en bier.
Nu ben ik degene die staat te klooien en hannesen met mijn gore achterwiel en natte band. Net als een paar dagen eerder zie en voel ik niet wat de oorzaak van de lekke band is. Maar al te veel tijd en zin om dat zorgvuldig te checken hebben we niet. We krijgen met onze pompjes verre van 7 bar in de band. Ik wrijf mijn zwarte handen een beetje schoon aan het gras in de berm en ik fiets op goed geluk verder. Ongemakkelijk.
De volgende ochtend weten we nog een klein beetje extra lucht in band te krijgen en de rest van de dag – het is gelukkig droog – blijft me een nieuwe lekke band bespaard. Wel ben ik heel de dag alert.
Het is tijd voor nieuwe buitenbanden. Want die lekke banden gaan tussen de oren zitten.
De weekendstatistieken:
Vrijdag: 125 km, 2100 hm
Zaterdag: 138 km, 2300 hm
Zondag: 108 km, 1600 hm