Fietslandschappen 29: Savoie
Als fietser rijd je door de mooiste landschappen. Maar je komt ook op heel lelijke plekken. Zelfs in de Savoie, in de majestueuze Franse Alpen. Want wat de Fransen daarboven aan skidorpen hebben gebouwd, daar lusten de honden geen brood van. Een welstandscommissie lijkt er te ontbreken.
Misschien dat de hartverscheurende lelijkheid van plaatsen als Alpe d’Huez, Val Thorens en La Plagne in de besneeuwde winter niet zo opvalt. Maar in de zomer stuit de argeloze passant op een verzameling kale, betonnen, fantasieloze en veel te grote appartementencomplexen. Bij aankomst luidt de eerste gedachte: wegwezen hier! Vooral La Plagne is een te mijden oord. Architectonische treurnis en deprimerende verlatenheid. En dat na een verschrikkelijke klim.
Maar het kan ook anders. Op de dag nadat ik mentaal noch fysiek volledig ben hersteld van mijn bezoek aan La Plagne, waag ik me aan de mooiste uitdaging van de Savoie, de Col de l’Iseran, de hoogste pas van de Alpen. Vanuit mijn standplaats Bourg-Saint-Maurice, die op 810 meter hoogte ligt, moet in 47 kilometer naar een hoogte van 2770 meter worden geklommen.
De D902 naar Val d’Isère is druk. Auto’s, motoren en zwaar vrachtverkeer. Maar de route is fraai en de benen voelen verrassend goed. Het is warm en zonnig en het zweet loopt al gauw mijn helm uit. Rustig maal ik omhoog. Hoe hoger ik kom, des te meer donkere galerijen ik passeer. Paravalanches heten die hier (mooie woorden hebben de Fransen wél). Ook fiets ik door enkele zwakverlichte tunnels. Ik heb mijn lampjes aan gezet.
De weg loopt parallel aan de snelstromende Isère, en het omringende berglandschap wordt steeds mooier. Om me heen kijken leidt wat af van het drukke verkeer. Na 23 kilometer klimmen vlakt de weg af. Ik schakel op en rij even later Val d’Isère in.
Val d’Isère is niet lelijk. Integendeel, ze hebben hier veel moeite gedaan er wat aardigs van te maken. Ook in de zomer is hier het nodige te doen en dat geeft waarschijnlijk net wat meer financiële armslag. In het centrum vul ik bij een fonteintje mijn twee bidons met water, eet een banaan en ben vervolgens klaar voor het tweede deel van de klim.
De laatste 16 kilometer is zwaar, maar schitterend. De weg is pas drie dagen open voor verkeer en voert door een woest hooggebergtelandschap, langs grote sneeuwvelden en metershoge sneeuwwanden. Naarmate ik hoger kom, wordt het steeds frisser, maar echt koud wordt het niet.
Na ruim 3,5 uur klimmen vanaf ‘Bourg’ kom ik boven. Het uitzicht is magistraal, en ik weet weer: dit is waar ik het voor doe. Het overweldigende landschap, de bevrediging van het boven komen.
La Plagne is vergeten. Dit is het. Dit is het helemaal.