Krik-krak
Ik heb een plan. Ik neem na wat weken van flinke werkstress vrijdag vrij en ga een rondje fietsen. Ik heb mijn zinnen gezet op de Utrechtse Heuvelrug. Altijd leuk om daar weer eens te fietsen. Uit de wind, in het bos. Ik wil zo’n 80 kilometer fietsen, en ik geef me daarvoor 3 uurtjes. Gemiddeld 27 km/u, dat zou toch moeten kunnen?
Ik parkeer de auto in Driebergen, haal mijn fiets eruit, doe mijn schoenen aan, zet mijn helm op, stop een banaan in mijn achterzak, klik op Strava en fiets weg.
Het is nog koud en ik heb mijn beenstukken, overschoenen en armstukken aangedaan, voorbereid op een mogelijk nog doorbrekende zon. Via de Pyramide van Austerlitz fiets ik naar de Doornseberg. Als ik daar omhoog rij, voel ik dat het maar moeizaam gaat. Ik moet vast nog even warm worden, zo spreek ik mezelf moed in.
Maar op de Ruiterberg ben ik ook ooit wel eens harder naar boven gefietst. Het is stil in het bos en ondanks de zorg over mijn slechte benen daalt de rust neer in mijn hoofd. Op de klim van de Hoogstraat word ik voorbij gereden door een slanke man in een felgeel jasje, en even later door een gespierde man in het zwart. Gaan zij zo hard of ga ik zo langzaam?
Dan de Burgemeester van den Boschlaan in Leersum (de Hel van Leersum), 7% omhoog over slecht liggende straatstenen. Stuiterend naar boven, geen kracht in de benen. Dit wordt helemaal niks vandaag.
Ik koers aan op de Amerongseberg, mijn grootste Angstgegner. Inmiddels is de zon doorgebroken en begint het wat warmer te worden. De Amerongsehel is afgesloten voor autoverkeer. Waarom? Geen idee. Maar lekker rustig is het wel. Op een kleine versnelling maal ik naar boven. Ik durf niet op mijn snelheidsmeter te kijken, zo traag gaat het. Onwillekeurig denk ik terug aan de beklimming van de Col de Petit St. Bernard, afgelopen jaar. Ook die ging gemiddeld met 5-6% omhoog. Maar die was 20 keer zo lang. Toen had ik goede benen. Nu niet. Aan het eind van de snelle afdaling moet ik flink in de remmen. Opgebroken weg. Aha, vandaar.
Ik fiets achterlangs Elst naar de Defensieweg. Die gaat redelijk. De fietser die net nog aan de kant van de weg stond komt in mijn wiel hangen. Zijn versnelling kraakt en ratelt. Irritant geluid. Krik-krak-krik-krak. Op het klimmetje van de Autoweg probeer ik hem af te schudden. Dat lukt niet en op het laatste stukje ratelt hij me voorbij. Krik-krak-krik-krak.
Ik kronkel door Rhenen en daal af van de Grebbeberg. Altijd link, over dat smalle fietspad, met die bocht. Beneden sla ik rechtsaf de dijk op en knijp in de remmen. Ik stop even, eet mijn banaan op, kijk uit over het water en stap weer op. Terug.
Met de Grebbeberg heb ik gek genoeg nooit zo’n moeite. Maar als ik, na me door het drukke Rhenen te hebben gewurmd, rechtsaf sla en over het Paardenveld naar boven fiets geeft de man met de hamer een flinke tik op mijn bovenbenen. De wraak van de Koerheuvel.
Via de Defensieweg fiets ik terug, langs Elst, door Amerongen en Leersum. Ik krijg de teller nauwelijks nog boven de 30. Nog twee klimmetjes te gaan: de Hoogstraat en het fietspad langs het Maarnsegat (zandafgraving). Moeizaam.
Als ik bij de auto aankom staan er bijna 85 kilometer op de teller. Gemiddelde volgens Strava: 26,4 km/u. Mijn conclusie (dit is niet best) had ik al op de fiets getrokken.
Als ik ’s avonds thuis aan tafel op de houten bank zit, doen mijn billen pijn en weet ik niet waar ik mijn benen moet laten. Geradbraakt. Ik ben definitief een oude man geworden.
Welkom in mijn wereld 😉