Prins op de erwt
Op de tweede dag van ons lange weekend in het Sauerland voelde ik iets geks aan mijn fiets. Op het onberispelijke Duitse asfalt leek het alsof er een slagje in mijn achterwiel zat. Hij bonkte heel lichtjes bij elke wielomwenteling. En bij een beetje snelheid, bijvoorbeeld als het naar beneden ging, was dat behoorlijk irritant. “Bok-bok-bok-bok-bok.”
Bij de eerste de beste gelegenheid – een korte stop op een topje, wachtend op de achterblijvers – stapte ik van de fiets en controleerde mijn achterwiel en -band, maar ik zag of voelde niks onregelmatigs. Vreemd. Ik fietste verder en probeerde het vervelende gebonk te negeren. Dat was lastig. Ik kon ook niet zo goed een oorzaak bedenken. Zat mijn binnenband misschien niet goed in mijn velg?
Na een paar dagen – ik was weer thuis – besloot ik eens goed te kijken. Heel langzaam haalde liet ik mijn achterwiel draaien en speurde ik naar enige onregelmatigheid. Niets. Vervolgens haalde ik zorgvuldig mijn vinger over mijn band: ook niks raars.
Voordat ik mijn binnenband ging checken besloot ik eerst eens hetzelfde met mijn voorwiel en voorband te doen en constateerde toen tot mijn verbazing dat er een metalen splintertje in mijn voorband stak. Dat leverde een minuscuul bobbeltje op. Ik verwijderde het splintertje met de punt van een keukenmesje en inspecteerde het resterende gaatje. Daar moest toch nog wel mee te fietsen zijn. Zou dat de oorzaak zijn geweest? Terwijl ik er toch honderd procent van overtuigd was dat het probleem in mijn achterwiel zat.
Ik was niet alleen verbaasd maar ook opgelucht: heb ik toch twee dagen in het Sauerland 250 kilometer rondgetoerd zonder lek te rijden met dat splintertje. Hulde aan de antileklaag van mijn Vittoria Rubino banden. Want op een plotselinge lekke band met zestig kilometer per uur naar beneden, zit natuurlijk niemand te wachten.