De vloek van de meidoorn
We verbleven een paar dagen in Sippenaeken (B) en ik had thuis mijn racewielen vervangen door mijn gravelwielen met dikke banden. Want je weet maar nooit daar. Op onze laatste dag wilden we met zijn vieren een rondje fietsen door het land van Herve. Maar toen we zo’n beetje klaar waren om te vertrekken en ik mijn fiets pakte, merkte ik dat mijn achterband leeg was. Huh, lek?
Ik controleerde mijn buitenband zorgvuldig, maar zag en voelde niks geks. Ook aan de binnenkant voelde ik niks scherps. Ik verving mijn binnenband en we konden gaan. Op weg zonder reservebinnenband.
Na een kilometer of vijftien, iets buiten Aubel, voelde ik mijn voorband bonken. Huh, lek?
Ja, lek. Ik controleerde mijn buitenband zorgvuldig, en zag een klein, keihard en scherp doorntje in mijn band steken. De vloek van de herfst: de meidoorn. Chagrijnig verving ik de binnenband door de reserveband van Gaby. “Wat zijn dit voor banden jôh!?”, riep ik boos, “zijn pas een half jaar oud, ik heb er nauwelijks mee gereden.” Ook ontsnapten er enkele minder fraaie verwensingen uit mijn mond.
We fietsten verder maar mijn humeur was behoorlijk op de proef gesteld. Bovendien reden we nu reservebandloos, dus ook dat was stressverhogend. Pas bij het fraaie voormalige klooster van Val Dieu, enkele kilometers verderop, kwam ik weer enigszins tot bedaren. Jos sloeg er een sixpack bruin kloosterbier in, dat hielp ook. Die moest hij vervolgens wel de resterende hellingen mee naar boven slepen. Maar ’s avonds smaakten die uitstekend.
De volgende ochtend, toen ik mijn fiets wilde pakken om op de fietsendrager te zetten, we gingen weer naar huis, constateerde ik dat mijn achterband leeg stond. Had ik hem gisterenochtend niet zorgvuldig genoeg gecheckt? Had ik hem misschien opnieuw lek gereden? De vloek van de meidoorn?
Chagrijnig bestelde ik die avond twee fatsoenlijke buitenbanden. De Kenda’s kunnen de afvalbak ik. Troep.