Vertraging door beweging
Deze zomer schreef ik een essay en diende dat in voor de Joost Zwagerman Essayprijs. In het essay betoog ik hoe een broodnodige vertraging in ons dagelijks leven kan samengaan met regelmatig bewegen, in mijn geval op de fiets. Daartoe raadpleegde ik verschillende filosofen die hier zinnige dingen over hebben gezegd. Een velosofisch pleidooi zogezegd. Boodschap: live slow, ride slow.
Helaas is het essay niet op de shortlist van vijf genomineerd essays terecht gekomen. Ik publiceer het daarom hier.
Het is hierbij wel enigszins ironisch dat ik in verband met mijn ziekte noodgedwongen in een dusdanige staat van vertraging terecht ben gekomen dat ik voorlopig niet eens meer in staat ben om traag te fietsen. Komt wel weer.
Maar goed, kunnen jullie het aan, 3000 woorden? Zo niet, dan mag je het gerust ongelezen laten.
***
Vertraging door beweging. Een velosofisch pleidooi
“Dus je weet nog niet, waar je heen gaat?” vroeg ze, “en je zegt, dat je weg moet.”
“Het één behoeft het ander niet uit te sluiten”, zei Frits. “Men kan weg moeten, zonder dat men ergens heen moet. Dat zijn de gevallen, dat men ergens vandaan moet.”
(Gerard Reve, De Avonden)
Drukte en ontspanning
Zitten is het nieuwe roken, daar zijn de verzamelde medici het dusdanig over eens dat het inmiddels een cliché is geworden. Zitten, de hele dag werkend achter een computerscherm bijvoorbeeld, is slecht voor de gezondheid. Slecht voor het lichaam, slecht voor de geest. Dus af en toe moet een mens er uit. Het lichaam gebruiken, de geest ontspannen.
Vooral die ontspanning en vertraging is nodig in ons steeds drukkere bestaan. Zoals Max Dendermonde 70 jaar geleden al schreef: de wereld gaat aan vlijt ten onder. Vraag aan iemand hoe het gaat en hij of zij zal antwoorden: “Druk”. Hoewel ik me dan meestal afvraag waarmee, durf ik die vraag niet te stellen. In plaats daarvan suggereer ik nog weleens om een stuk te gaan wandelen, of te fietsen. Even eruit. Dan luidt het antwoord meestal “Nee, geen tijd, druk, druk, druk.” En ’s avonds ploft men uitgeblust op de bank. Even zitten. Onverstandig.
Die drukte en druk is in alle domeinen van het dagelijkse leven zichtbaar: op het werk, thuis en in het verkeer. Zelfs in de muziek weerspiegelt de toegenomen onrust zich in de steeds snellere beats van de dance en de techno. De rust, bezonkenheid en reflectie van de blues is in het dagelijkse leven soms ver te zoeken. Maar waarom is dat nodig, die ontspanning? Wat zeggen filosofen hierover?
Veel filosofen hebben geschreven over het belang van rust en vertraging in het dagelijkse leven. Al 300 jaar voor Christus benadrukte Epicurus het belang van innerlijke rust en het vermijden van onnodige zorgen. Hij geloofde dat een eenvoudig leven, vrij van overmatige verlangens, de sleutel was tot geluk, en dat men de tijd moest nemen om te genieten van de genoegens van het leven. Ook Seneca, een Stoïcijnse filosoof, bekritiseerde de hectische levensstijl (ja, toen al!) van zijn tijdgenoten en adviseerde in zijn Epistulae Morales ad Lucilium om tijd te nemen voor stilte en reflectie. Zelfs Marcus Aurelius pleitte in zijn drukke leven als keizer van Rome voor het regelmatig terugtrekken in de eigen geest om vrede en evenwicht te vinden. Een verstandig man.
Ook moderne filosofen, zoals Henry David Thoreau en Friedrich Nietzsche, en klassieke oosterse filosofen zoals Confucius en Laozi benadrukten de waarde van het ontsnappen aan de drukte van het dagelijkse leven. Thoreau stelde dat vertraging noodzakelijk was voor zelfontdekking en spirituele groei. Nietzsche betoogde dat perioden van rust essentieel waren voor herstel en inspiratie. Hij stelde dat drukte en conformiteit de geest verstikken en pleitte voor een leven waarin men de tijd neemt voor reflectie en zelfontwikkeling. Confucius en Laozi kwamen al honderden jaren eerder dan Epicurus en Seneca tot eenzelfde inzicht.
Ach, het zijn maar een paar voorbeelden, maar van klassieke denkers tot moderne voorlopers van de slow movement (waarover later), hun boodschap is consistent: bewust rust nemen en vertragen is cruciaal voor reflectie, mentaal herstel en een evenwichtig leven.
Maar wacht even, we moeten dus vertragen, maar ook bewegen. Dat gaat toch niet samen? Jazeker wel, want als iets de geest ontspant is het wel het lichaam gebruiken: ontspanning door inspanning, vertraging door beweging. Hoe? Ga fietsen!
Ik ontdekte dat al vroeg.
Van sporter…
Ik groeide op in Vlaardingen, in de grauwe en doorrookte Rijnmond van de jaren zestig en zeventig. Toen ik zestien was kocht ik met twee vrienden voor een paar tientjes een brommer, een ouwe Puch Rap. Ontdaan van alle overbodige onderdelen gingen we daarmee crossen in wat we ‘de polder’ noemden, het braakliggende en nog te ontwikkelen woongebied aan de rand van ons galerijflat-pauperparadijs Vlaardingen-Holy.
Een puberale dwaling, die brommer. Want in 1978 – ik was bijna 18 – zag ik het licht. Een vriend van mijn zus had een blinkende racefiets in zijn woonkamer staan en ik wist, in een bliksemschicht van pure intuïtie: dit is het! De crossbrommer werd afgezworen – mijn vrienden zochten het maar uit met dat ding – en ik kocht van mijn bij elkaar gespaarde vakantiewerkloon mijn eerste racefiets, een lichtblauwe stalen Koga Miyata Gent’s Luxe, bij Toon Koevermans Wielersport in Vlaardingen. Daarmee fietste ik mijn rondjes door Midden-Delfland: langs Schipluiden, ’t Woudt, Den Hoorn, Maasland en Maassluis. Een groene veenweide-oase te midden van een grijze woestijn van groeiende steden. Zwervend reed en keek ik er rond. Maar aan dat zwerven kwam al gauw een einde. Ik wilde steeds sneller. Het was immers een racefiets.
Van diezelfde vriend van mijn zus kon ik een wielerbroek overnemen, met klassiek zeemleren kruis. ASPTT La Hutte stond er in witte letters op de broekspijpen. En zo reed ik op de laatste zaterdag van augustus 1978 samen met hem en een vriend van hem mijn eerste sportieve toertocht: de Elfheuvelentocht, 135 kilometer over de Veluwe, met start en finish in Epe. Heel scherp herinner ik me daarvan de aankomsten op de Hoge Duvel en de Leemcule, twee van de meer geprononceerdere bultjes van de tocht. En de man met de hamer, na een kilometer of 80. Niet genoeg gegeten, te hard met de groepjes meegereden. Een wielrenner die me voorbij kwam fietsen wees me erop dat ik veel te zwaar trapte. Ik was 18, wat wist ik nou van fietsen? En wat wist ik nou van trainen? Niets. In de decennia daarna zou dat veranderen. Ik fietste steeds harder, steeds verder en steeds hoger.
Ruim dertig jaar later reed ik opnieuw de Elfheuvelentocht, nu 150 kilometer over de Veluwe. We waren met zijn vijven en het ging er al gelijk stevig tegenaan. In een uurtje stonden we 30 kilometer verderop, op de Hoge Duvel. En zo ging het maar door, het tempo zakte niet. Drie keer haakte ik af bij ons groepje – te voorzichtig en te onhandig in de bochten en zie dan maar weer eens aan te pikken – telkens kwam ik toch weer bij, de laatste keer op het klimmetje van de Leemcule. Dat deed me goed. De 150 kilometer werd in krap vijf uur afgelegd.
Ik legde het met enige tevredenheid vast op fiets-app Strava, maar er knaagde iets. Want het was sportief gezien misschien een aardige prestatie, maar had ik die dag eigenlijk iets van de Veluwe gezien? Nauwelijks, ik zat vooral naar het achterwiel van degene voor me te turen. En bij de klimmetjes wilde ik als eerste boven komen, hetgeen overigens zelden lukte. Het was misschien goed voor het lijf, maar van ontspanning was geen sprake.
Als sporter ben je altijd in competitie. Met anderen, of met jezelf. Je wilt de ander verslaan, of je eigen prestaties verbeteren. Je wilt als eerste bij het plaatsnaambordje zijn, als eerste boven komen, of je PR op dat ene Strava-segment scherper stellen. Als sporter voer je een continue strijd. Vermoeiend. En op het schamele niveau van ons toerfietsers ook behoorlijk – hoe zal ik het noemen – zinloos.
Maar het kan ook anders. Dat besefte ik opnieuw twee zomers geleden. In dertien etappes fietste ik met mijn vriendin en onze jongste zoon van Aosta naar Siena. Op de gravelbike, met een beetje bagage. Langs bergen, door heuvels, door de Povlakte, door pittoreske dorpen en prachtige steden, over asfalt en strade bianche en over een heuse Apennijnenpas.
Van tevoren dacht ik dat we makkelijk met een gemiddelde van 20 kilometer per uur zouden kunnen fietsen, hetgeen een kruissnelheid van 24-25 km/u vereist. De eerste ochtend probeerde ik dan ook deze snelheid aan te houden. Dit leidde ertoe dat ik de hele tijd alleen fietste en regelmatig moest wachten. “Rij nou eens een beetje door”, was mijn overheersende, maar niet uitgesproken gedachte.
Het was horten en stoten, hollen en stilstaan, tot langzaam het besef indaalde dat mijn lichte ergernis daarover volstrekt misplaatst was. Ik schakelde bewust terug, letterlijk en figuurlijk, en verlegde mijn aandacht van mijn ongeduld naar het landschap om mij heen, want wat was het daar prachtig, in Val d’Aosta. Op de klimmetjes reed ik weliswaar mijn eigen tempo, maar ik ging niet voluit, en bleef af en toe wachten, niet alleen op de top, maar ook halverwege. Even een slok water drinken, om me heen kijken en een foto maken. De transformatie van racefietser naar slow traveller, het was louterend.
Laurens ten Dam, ex-wielerprof, rijdt nog steeds wedstrijden, op de gravel bike. Zijn motto: ‘live slow, ride fast’. Ik vind het goed hoor, ieder zijn liefhebberij tenslotte, maar ik heb twee jaar geleden een nieuw motto omarmd: live slow, ride slow! Ik ben geen sporter meer, maar reiziger op de fiets. Eindelijk rust.
…naar zwerver
Dat reizen of zwerven kun je vanuit verschillende motieven doen. Filosofen hebben door de tijd heen grofweg vier perspectieven gehad op de betekenis en motieven van het reizen en zwerven.
Het eerste perspectief is dat van de ontsnapping aan het alledaagse. Het verlaten van de dagelijkse routine brengt een gevoel van vrijheid en opwinding teweeg en stelt mensen in staat om de beperkingen van hun dagelijkse leven te overstijgen. Dit perspectief zien we bijvoorbeeld in het werk van Arthur Schopenhauer, maar ook bij existentialisten zoals Albert Camus en Jean-Paul Sartre, die reizen beschouwden als een manier om de absurditeit van het bestaan te overdenken, en aan de eentonigheid en banaliteit van het dagelijkse leven te ontsnappen. Motief: ik wil ergens vandaan.
Het tweede perspectief betreft de zoektocht naar nieuwe ervaringen en nieuwe plekken. Het zwerven is dan een middel om de geest te verruimen en de zintuigen te prikkelen. Nietzsche sprak bijvoorbeeld over het reizen en het verkennen van nieuwe plekken als een manier om de creativiteit te stimuleren en de horizon van de geest te verbreden. Dit perspectief is geworteld in de Romantiek, waarin Wanderlust (zwerfzin) een centraal concept vormt. Motief: ik wil ergens naar toe.
Het onderscheid tussen het eerste (ik wil ergens vandaan) en het tweede perspectief (ik wil ergens naar toe) is overigens, ondanks de woorden van Frits van Egters in De Avonden, enigszins theoretisch.
Het derde perspectief is dat reizen een middel vormt voor zelfontdekking en reflectie. Zo betoogde Jean-Jacques Rousseau in zijn Confessions dat reizen kan leiden tot zelfinzicht en persoonlijke groei door confrontatie met nieuwe culturen, ideeën en landschappen, waardoor individuen worden uitgedaagd op hun identiteit en plaats in de wereld te reflecteren. Reizen stelde hem in staat om zijn eigen vooroordelen en beperkingen te herkennen, en hielp hem om zijn ideeën over de menselijke natuur en de samenleving te ontwikkelen. Alain de Botton spreekt zelfs over de therapeutische waarde van reizen voor zelfontdekking en reflectie. In The Art of Travel onderzoekt hij hoe reizen ons kan helpen om onze eigen identiteit te begrijpen en onze persoonlijke horizon te verbreden. Hij benadrukt het belang van aandachtig reizen en het vinden van schoonheid en betekenis in de kleine momenten van het leven onderweg. Motief: ik wil mezelf kennen.
Het vierde perspectief is dat van interconnectiviteit en wereldburgerschap. Michel de Montaigne zag (in de 16e eeuw al) reizen als een manier om de onderlinge verbondenheid van de mensheid te benadrukken en om een gevoel van wereldburgerschap te cultiveren. Het ervaren van verschillende culturen en perspectieven kan begrip, empathie en solidariteit bevorderen tussen mensen van verschillende achtergronden. Ook hedendaagse filosofen als Zygmunt Bauman en Martha Nussbaum zien reizen als een manier om empathie en begrip te bevorderen tussen mensen van verschillende culturen. Daarbij grijpen ze in zekere zin terug op de optimistische gedachten van Immanuel Kant, die betoogde dat reizen en handelen kunnen bijdragen aan de vorming van een wereldgemeenschap, waarbij mensen over de grenzen van naties en culturen heen met elkaar worden verbonden. Motief: ik wil de ander kennen.
Deze vier perspectieven overlappen elkaar én vullen elkaar aan. Ze zijn ook voor iedereen van verschillend belang. Ik herken me vooral in het tweede en derde perspectief. Het geeft me zowel een nieuwe blik op de wereld om me heen, als op mezelf.
Bewegen én zwerven, dat gaat het beste op de fiets. Je wordt geconfronteerd met de elementen, al je zintuigen worden geactiveerd en je beweegt je op eigen kracht met precies het juiste tempo door het landschap: traag.
Live slow, ride slow
Dit vereist een cruciale kanttekening. Die traagheid heeft namelijk niet alleen betrekking op de fysieke snelheid van bewegen, maar is vooral een mentale gesteldheid: het bewust ervaren van het landschap, de lokale cultuur, en de overige fysieke omstandigheden zoals het weer, het reliëf, en de aard en staat van de bebouwing en het wegdek. Riding slow. In zijn boek In Praise of Slow, challenging the cult of speed bepleit de Canadees-Schotse journalist en schrijver Carl Honoré, één van de apostelen van de slow movement, een bewustere en langzamere benadering van het leven, waarin rust en aandacht voor detail centraal staan.
In een wereld die sterk gericht is op snelheid en efficiëntie, kan het evenwel moeilijk zijn om de principes van de slow movement volledig te integreren in het dagelijkse leven. Het pleidooi is misschien zelfs wel elitair en geprivilegieerd, zo stellen critici van de beweging. Werkverplichtingen, sociale verplichtingen en financiële realiteiten kunnen het immers lastig maken om permanent een langzamer tempo aan te houden; living slow is niet voor iedereen weggelegd.
Slow travel kan dan, al is het maar een paar lange weekenden of weken per jaar, een uitweg bieden en zelfs een rustgevende, therapeutische of meditatieve werking hebben. Slow travel houdt in dat reizigers zich onderdompelen in andere regionale culturen en landschappen, en de omgeving op een trage en bewuste manier beleven. Dit staat in contrast met het snelle, oppervlakkige toerisme dat vaak gericht is op het afvinken van zoveel mogelijk bezienswaardigheden.
De slow movement grijpt in zekere zin terug op de ideeën van Epicurus, Laozi, Thoreau en zelfs Heidegger. Zijn concept van Gelassenheit, een houding van innerlijke rust, loslaten, onthechting en openheid, sluit aan bij het idee van bewuster en langzamer leven. Ook de inzichten van Stoïcijnse filosofen zoals Seneca en Marcus Aurelius die het belang benadrukten van innerlijke rust en het leven in harmonie met de natuur resoneren met de principes van de slow movement.
Een tweede kanttekening: slow travel op de fiets – een lang weekend fietsen in de Ardennen, een week in de Alpen of een twee maanden durende fietstocht naar de Noordkaap of naar Rome – vraagt een zekere fysieke fitheid. Die komt niet vanzelf, daar moet je iets voor doen, noem het trainen. En wil je dat effectief doen, dan vereist dat een min of meer uitgedacht trainingsprogramma, of in elk geval regelmatige inspanningen op de fiets door de rest van het jaar heen. De kunst is dan om die trainingsrondjes zo slow mogelijk af te leggen, bewust van de omstandigheden: het weer, het landschap en je gezelschap. Je mag hard fietsen of langzaam fietsen, maar ride slow. Het mes snijdt dan aan meerdere kanten. Het is goed voor je lichaam én voor je geest; het is lamlendigheidsbestrijding. Het bewegen maakt je fysiek fit, mentaal scherp, creatief en, jawel, goedgehumeurd. En je ziet en beleeft nog eens wat.
Riding slow kun je bovendien in een prettig ambivalente mentale staat geraken. Ik heb dat bijvoorbeeld bij het op de fiets beklimmen van een berg of pas. Natuurlijk, boven komen is leuk (gedenk Petrarca), maar wat is er nou zo lekker aan het klimmen zelf? Het is immers vermoeiend en soms loodzwaar. Voor een intrinsiek lui persoon als ik, is het op zijn minst curieus dat die dat zo leuk vindt, klimmen. Zijn het de endorfinen, of is er meer?
Ja, er is meer. Want die endorfinen komen ook vrij bij een straffe polderwind tegen, maar het vechten en ploeteren tegen steeds diezelfde wind is slechts nuttig in het licht van het hogere doel: het verkrijgen van een voldoende conditie en een acceptabeler gewicht om onbekende, heuvelachtige of zelfs bergachtige streken te verkennen. Want met een belabberde conditie en teveel kilo’s aan het lijf wordt klimmen lijden. En hoewel voormalig Tourwinnaar Greg Lemond stelde dat “it never gets easier, you just go faster”, is het klimmen toch beter te verdragen met een op zijn minst redelijke conditie.
Het beklimmen van een berg of pas geeft vervolgens een diepe bevrediging. Het is een combinatie van de lichamelijke inspanning (die endorfinen), de zelftevredenheid over het doorzettingsvermogen, de wisselende uitzichten, het langzaam veranderende en steeds woester wordende landschap, en de intense concentratie, noem het – ja, lach maar – mindfulness. Het is een curieuze, maar aangename combinatie van volstrekte gedachtenloosheid en wijd openstaande zintuigen. Hier en nu, meer is er niet.
Hier raakt mijn ride slow-benadering (ik zou het zelfs mijn ‘velosofie’ kunnen noemen) de Zen-filosofie die de nadruk legt op vertraging, op het zonder oordeel bewust beleven van de omgeving, en op mindfulness, waarbij men – o jee, nu wordt het wel heel erg zweverig – volledig aanwezig is in het moment. In deze zin kan riding slow zelfs worden gezien als een vorm van meditatie, of op zijn minst ont-spanning en re-creatie. Om met de Franse antropoloog Marc Augé te spreken: “Le cyclisme est un humanisme”.
Wat me nu nog te doen staat is anderen te overtuigen van het ‘nut’ van matig-intensief tot intensief bewegen, want daar begint het mee. Na een drukke dag niet uitgeblust op de bank ploffen, maar er even uit gaan. Een lastige opgave.
En hen vervolgens te stimuleren tot Wanderlust: de zin om te zwerven. Het leven en de wereld worden daar zoveel mooier van. Sprak deze oude, onverbeterlijk optimistische romanticus.
Dank Frank, de prijs voor inspirator heb je wat mij betreft gewonnen.
Zwerven,wandern ,kuieren,mijmeren, schrijven,tekenen en n rondje (electrisch) fietsen door of rond herfstverkleurend groen den Haag….e.o.anders dan in de Mediterranee en meer kleertjes aan, geen gek idee.
Bewegen en zwerven op de fiets, een mooie bezigheid. Het kan ook op een oude stadsfiets of een OV fiets als je tijd hebt voor een stukje om fietsen. Of ik heb ook dierbare herinneringen aan lift avonturen van vroeger met soms pittige wandelingen tussendoor. Dank voor je essay en hopelijk kun je snel weer meer bewegen en zwerven..
Mooi verhaal Frank; van ganser harte wens ik dat je snel je passie weer op kunt pakken en verder kunt met zwerven, filosoferen en het goede uit alles halen
Prachtige impressies Frank! Fietsen kan een soort meditatie worden, dat is een wijsheid die ik heel graag uit jouw verhaal meeneem.
Juist meer om je heen kijken, genieten van de natuur, maar ook bewust zijn van wat er leeft in je omgeving. Niet alleen in de telefoon kijken…..
Veel slowfietsplezier ! ciao
Mooie tekst Frank! Ik ben ook een fan van relaxte fietsen. Groet en veel sterkte daar.
Inspirerend en mooi geschreven!
Je stukje over gedachteloos en met alle zintuigen open de heuvels en bergen te beklimmen neem ik mij voor volgend jaar ter harte! Wie weet hoe het dan bevalt.
Mooi essay Frank! Ikzelf beoefen Tacoyo, waarin de afwisseling tussen in- en ontspanning ook centraal staat. Als je er meer over wil weten, zie: http://www.tacoyo.nl
Wat fijn om te lezen, bewonderenswaardig hoe je in verschillende kleuren, geuren en stijlen on mee laat beleven
Liefs
Dankjewel, Frank. Rustig genoten van je essay. Twee jaar geleden nam ik op Springtij deel aan een sessie waarin we afscheid mochten nemen van iets naar keuze. Mijn keuze was: haast. Na jaren van snel en sneller was ik toe aan vertraging. En met mij de samenleving, naar mijn bescheiden mening. Sindsdien doe ik mijn best om minder mijn best te doen, in de zin van tempo maken om tijd te winnen om … tja, nog meer tempo te maken? Het kostte me de nodige moeite, maar ik leef, werk en beweeg nu iets trager. Ik doe nog steeds mijn best hoor, maar nu om mijn aandacht meer tijd te gunnen. Daar knapt een mens van op, in elk geval deze mens. Overigens ben ik zelf geen fietser, eerder een wandelaar. Veel van wat je over fietsen schrijft gaat volgens mij ook op voor de wandeling. Dat gaat nog trager, met een andere ervaring van het landschap, maar niettemin met de zintuigen open en be-leving van het zelf, de ander en de aarde.
Genoten van je mooie en boeiende essay, Frank. En volledig eens met de strekking van je velosofisch pleidooi.
Wow! Wat mooi opgeschreven, een reis in je hoofd, en wat een herkenning.Vooral de vertraging dan, ik ga nooit zo snel. Inspirerend, motiverend, dank, Frank.
Mooi opgetekend Frank. Met een goede conditie kan je trouwens best hard ‘slow fietsen’ of ‘genieten’, weet ik uit het verleden. Maar ook voor mij is slow riden inmiddels het hoogst haalbare, maar o zo mooi.