Noordoostenwind is de Satan
Het is fris. Koud zelfs. Ik heb mijn lange broek en zelfs een jasje aangetrokken. Als ik een paar kilometer onderweg ben voel ik het al: ik rij de verkeerde kant op. Vannacht is de wind gedraaid en waait niet meer uit het zuidwesten, zoals gisteren, maar uit het noordoosten. Ik fiets door met de wind in mijn rug. Het gaat hard, maar ik hou me in. Het is druk op het fietspad.
Onderweg naar ’s-Gravenzande pas ik mijn oorspronkelijke plan aan. Niet intervallen op de Maeslantkering en daarna met wind tegen naar huis, maar langs de Maasdijk en via Schipluiden terug. Tegenwind langs de Gaag, dat is acceptabel. En verder zijwind.
Maar dat valt tegen. Vanaf ’s-Gravenzande heb ik overal wind tegen. Althans, zo voelt het. Naar Maassluis wind tegen, naar Schipluiden wind tegen, en vervolgens naar Den Haag ook. Ik weet de teller nauwelijks op de 30 te houden.
Halverwege een confrontatie. Aan het begin van het fietspad langs de Gaag komt me een enorme vrachtwagen tegemoet. Ik zie hem wat laat en fiets door. Elkaar passeren is echter onmogelijk. Ik stop. De vrachtwagen ook. Ik tik met mijn vinger tegen de zijkant van mijn helm, en begin te schreeuwen: “Hé jôh, dit is een fietspad!” Ik wijs op het bordje twintig meter terug: “Fietsstraat! Auto’s te gast! Met je truck!” schreeuw ik nog maar een keer. Ik wijs op een uitwijkplaats twintig meter verderop. “Stop daar dan jôh!”
Het is zinloos. Ik zal een stukje terug moeten rijden en hem (haar) bij de splitsing moeten laten passeren. Daar gaat mijn gemiddelde, daar gaat mijn cadans, ik was net lekker bezig. En daar gaat mijn humeur, dat is nog het ergste.
Waarom wind ik me zo op? Rustig toch Frank, de zon schijnt. Maar mijn verontwaardiging blijft, want mag die enorme truck daar überhaupt rijden, op dat smalle fietspad, is die niet gewoon veel te zwaar? Bovendien levensgevaarlijk.
De vrachtwagen passeert en ik trek mezelf weer in gang. De wind staat recht tegen en het duurt even voordat ik weer 30 rijd. En het duurt nog wat langer voordat ik weer tot rust ben gekomen en mijn hartslag alleen nog maar de weerspiegeling vormt van mijn inspanning.
Als ik thuiskom na een lullige 47 kilometer ben ik bezweet en moe. Mijn benen zijn leeg. Noordoostenwind is de Satan.
Maar lekker gefietst hoor.