Een gelletje op een vorkje
Erge bergen 22 & 23: Passo di Pennes & Passo del Giovo
Dolomieten, dag 2. We gaan een vorkje doen. We rijden met het busje en de auto naar Vipiteno (Sterzing) en willen daarvandaan de Passo del Giovo (Jaufenpass) en de Passo di Pennes (Penserjoch) beklimmen. Vooral die laatste is zwaar, en we kiezen ervoor die eerst te doen.
De Passo di Pennes ligt op de S508 die Vipiteno met Bolzano verbindt. Aangezien de belangrijkste verbinding tussen die steden oostelijker loopt, verwachten we een rustige klim. Wat plaatselijk verkeer en mogelijk wat motorrijders. Dat hebben we goed ingeschat.
Na de opwarmer van de eerste dag voelen de benen niet verkeerd. Ik heb er zin in. De Passo di Pennes is vanaf Vipiteno 14 kilometer lang; er moeten 1280 hoogtemeters worden beklommen, naar 2215 meter hoogte. De weg gaat de hele tijd met 8-10% omhoog. De Passo di Pennes is dus zwaarder dan Alpe d’Huez, om maar een zijstraat te noemen. Constant duwen op de pedalen, nergens een moment rust. Slopend.
Wat wel fraai is, is het zicht op de ruige top van de klim, na een kilometer of tien. Ik weet dan: daar moet ik heen. En dat gaat lukken ook, denk ik daar meteen achteraan. Al wordt in de laatste kilometers soms de 12% aangetikt. Dodelijk.
Op de top staat een berghut: Rifugio Passo Pennes. De mannen zitten binnen. Achter een grote Apfelstrudel. Of ik vanillesaus bij mijn strudel wil? Doe mij maar een grote cola. Ik doe mijn shirt uit. Doorweekt van het zweet. Nou vooruit, doe ook maar een apfelstrudel. Met vanillesaus.
Buiten is het fris. Ik doe een jasje aan voor de afdaling. Ik vraag me niet zozeer af hoe ik beneden kom, maar vooral hoe ik op de volgende klim boven moet komen. De benen voelen al behoorlijk leeg.
Wat erger is: ik heb last van mijn rug. En dat is met fietsen al weer lang geleden. Vermoedelijke oorzaak: een te zacht bed in ons huisje en in een verkeerde houding geslapen. Klimmen doe je weliswaar met je benen, maar ook op de onderrug komt een behoorlijke druk te staan. Als die onderrug niet in orde is, is klimmen geen pretje. Af en toe staand klimmen verlicht de pijn enigszins, maar is geen kilometers vol te houden.
De Passo del Giovo verbindt Vipiteno met Merano. Op papier is de Passo del Giovo niet al te zwaar: 15 kilometer lang, continu 7-8%, 1157 hoogtemeters, 2099 meter op de top. Maar na de Passo di Pennes is dat een ander verhaal. Pijn in mijn rug, slappe benen, en een beetje slap in het hoofd. Ik tel de hoogtemeters af en kan nauwelijks van het fietsen genieten. Na elke 150 hoogtemeters stop ik even om mijn rug te rekken en wat te drinken. Dat stoppen is geen pretje. Het is namelijk warm, ik zweet hevig en een wolkje van plakvliegen zwermt om mijn hoofd. Alice Cooper, Halo of flies.
Op 1600 meter hoogte ben ik helemaal op. Een eindje verderop zie ik een man met een hamer staan. Ik stop weer even en wurm een gelletje uit mijn achterzak. Een noodgreep. Ik scheur het topje van het kleine zakje af en schuif met mijn tanden de helft van de mierzoete brij in mijn mond. Frambozensmaak. Carb Boom! Energy Gel, die naam alleen al. Ik spoel het weg met wat water.
Ik rijd weer verder. De gel lijkt zich in mijn bovenbenen te hebben genesteld en doet zijn wonderbaarlijke werk. Ik krijg de pedalen weer beter rond. Placebo-effect of fysieke werkelijkheid? Hoe dan ook, ik kan weer om me heen kijken, trap gewoon door de rugpijn heen en bereik inmiddels de boomgrens met een fantastisch uitzicht als cadeau.
Dan ben ik boven. Ik heb het gehaald, maar weet: dat moet de komende dagen beter. De afdaling is fris en niet ongevaarlijk, met al die scheuren, hobbels en gaten in het asfalt. Leeg kom ik in Vipiteno aan. Zin in bier.
Dat een mens zo kan afzien in krap 70 kilometer fietsen.