File op de Muur
Het is alweer vier jaar geleden dat ik de Ronde van Vlaanderen reed. Begin april, dus ik had nog niet veel kilometers in de benen dat voorjaar. Het was koud, maar droog.
Ik kende de Ronde alleen van de televisie, en kende uit eigen fietservaring alleen de Muur van Geraardsbergen en de Bosberg, de laatste twee hellingen van de koers. Kortom, ik had geen idee. Gelukkig hadden we ons ingeschreven voor de 150 km versie, dus dat was nog te overzien.
De eerste helling kwam pas na een kilometer of 30, de Molenberg. Over kasseien steil omhoog. En zo ging het verder. Onder andere over het geweldige duo Oude Kwaremont en Paterberg, na een kilometer of 60.
Er deden die dag maar liefst 18.000 wielertoeristen mee, en ondanks de uitstekende – zeker voor Vlaamse begrippen – organisatie moest dat een keer spaak lopen.
En dat deed het na 130 kilometer. We waren al behoorlijk uitgewoond toen we over de klassieke entree (steil viaduct over het spoor) Geraardsbergen inreden. Daar had ik al vaker gereden en ik wist dus de weg. Wat hier niet bepaald een voordeel was. De angst voor het bekende. Al ver voor de kasseien van de Muur begint de weg namelijk al onheilspellend te stijgen. Renners passeren me in de klim. Maar ook ik passeer weer andere renners in de klim. Ik ben geen klimmer – te zwaar, te week – dus dat voelde goed.
Bij het opdraaien van de steentjes werd duidelijk: dat zou stoppen worden. De smalle weg van de Muur werkte als een fuik, en iedereen dromde samen. We stonden stil, in afwachting van het sein dat we door mochten. Pro forma gemopper om ons heen waar we natuurlijk aan meededen, maar ik vond die pauze eigenlijk wel lekker. Even op adem komen. Dat duurde een minuut of tien.
De Muur was vervolgens een makkie. Sprintend omhoog. Ook de Bosberg even later ging op volle toeren, en een half uur later reden we Meerbeke binnen.
Stuk maar voldaan.
Komende zaterdag de tourtocht: iedereen veel succes!
Komende zondag de koers: iedereen veel plezier! Met kijken.