Zwethzweet
Afgelopen zaterdag kon het. Het eerste ritje op mijn nieuwe Bianchi Impulso gravelbike. Er stond weliswaar een stevige wind, maar het was droog en zelfs een beetje zonnig. Eerst maar eens een rondje over het asfalt, dus ik pompte de brede banden op tot 3,5 bar.
Ik stapte op en was met al mijn zintuigen op alle verschillen met mijn oude fiets beducht. Eerst maar eens inklikken in de voor mij nieuwe spd-pedalen. Dat ging moeiteloos. Het zadel dan, dat is een beetje stroef. Gewend als ik was om op mijn andere fiets lekker over het zadel te schuiven en te glijden, was dit even wennen. Ook het stuur is anders dan op mijn racer, de beugel wijkt een beetje naar buiten, dus dat geeft een iets andere houding en greep van de handen. Ook dat zal wennen zijn. Goed, fietsen!
Ik reed in een redelijk tempo naar Kwintsheul en draaide aangekomen bij de Zweth naar rechts. Het vooruitzicht: zo’n 10 kilometer wind tegen. Windkracht 5. Ik ging 24, ik ging 22, ik ging 20, ik ging 19. Ik was niet vooruit te branden. Was het de rolweerstand van mijn brede banden? Was het gewoon de harde wind? Of was het een thuis opgelopen coronabesmetting? De angst daarvoor zit diep.
Ik worstelde, ik harkte, ik hijgde, ik zweette. Ik werd op een bepaald moment ingehaald door een andere racefietser. Huh, wat gingen we nou krijgen? De man die me inhaalde draaide echter 200 meter verderop naar rechts. Hij was thuis, en had aan mij een fraai richtpunt gehad. Ik harkte verder. Het was beschamend, het was beangstigend.
Toen ik eindelijk rechtsaf mocht slaan, duurde het even voordat ik weer in een hoger tempo kon gaan rijden. Even bijkomen, even wat drinken. Langs de Maasdijk naar Hoek van Holland kreeg ik de smaak weer een beetje te pakken. En toen ik eindelijk het duinpad bereikte kon ik weer tempo maken. Windje mee. Ik reed 32, 35, 40, 43, en voelde de wind alleen maar in mijn rug blazen. Ik ging niet voluit want daarvoor was het te druk met fietsers en wandelaars. Toch was ik gerustgesteld. Het waren niet de benen, het was niet mijn fiets, het was de wind.
Tot slot: een eerste evaluatie van de Bianchi, ofschoon dat wat lastig is na zo’n raar ritje:
- Het stuur. Dat is wennen. Ik moet mijn handen er net iets anders dan gewend omheen vouwen.
- De pedalen. Ik krijg de indruk dat het kleinere drukpunt van spd-pedalen dan mijn Look-racepedalen iets belastender is voor mijn voet. Misschien moet ik mijn schoenplaatjes nog iets verschuiven.
- Het zadel. Dat is niet alleen stroef, ik merkte in dit gekke ritje dat ik geneigd was om ver naar voren te gaan zitten. Was het de wind, of is het de maat? Het is waarschijnlijk nog even finetunen om de goede zitpositie te krijgen. Misschien moet het zadel een klein beetje naar voren.
- Het totaal. De Bianchi is zwaarder en minder stijf dan mijn Storck. Hij is daarmee weliswaar nóg comfortabeler, maar ook wat ‘luier’ bij het aanzetten. Al merk ik daar in de bochten gelukkig weer weinig van. Met deze fiets durf ik de afdalingen wel aan. En wat het klimmen betreft zal ik de gewichtsbesparing moeten vinden in andere wielen met andere banden, en in een nieuwe ambitie voor mijn lichaamsgewicht.